Testadvies
Werkgroep Fok & Advies
Als je wilt fokken, moeten beide ouderdieren getest worden. Elke stamboekvoerende vereniging heeft hiervoor regels. Naast deze testen zijn er andere testen mogelijk. Het testschema dat de werkgroep Fok & Advies van de RMC aanbeveelt is als volgt:
DNA Gentesten (niet leeftijd gebonden) | |||
---|---|---|---|
Test | Advies | Opmerkingen | Fokadvies |
HCM-1 | Aangeraden | Een negatief testresultaat voor HCM1 sluit niet uit dat de kat HCM krijgt door een andere oorzaak. Uit onderzoek bij 883 Maine Coons blijkt dat dieren die heterozygoot zijn voor het gen (HCM1/N) een 1,8 keer hogere kans hebben om HCM te ontwikkelen dan negatief geteste dieren (N/N). Die kans is voor een homozygoot dier (HCM1/HCM1) maar liefst 14,5 keer hoger! Ook ontwikkelen homozygote dieren op een jongere leeftijd HCM. Het fokken van homozygote dieren moet daarom altijd worden vermeden. | Bij heterozygotie wordt fokken afgeraden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn om de kat toch te gebruiken, met natuurlijk een partner die negatief is. Bij homozygotie wordt afgeraden om te fokken met het betrokken dier. |
HCM-2 | Niet aangeraden | Deze test is geldig voor Ragdolls, niet voor Maine Coons. | Niet van toepassing. |
HCM-3 | Niet aangeraden | Er is geen duidelijk verband tussen het ontstaan van HCM en dit gen. | Niet van toepassing. |
PKD | Niet aangeraden | Deze test is geldig voor Perzen, niet voor Maine Coons. Weliswaar kan niet uitgesloten worden dat bij de start van het fokken met Maine Coons geen dieren zijn gebruikt die een Pers in hun achtergrond hebben, maar er zijn bij de Rasclub geen gevallen bekend van erfelijke PKD. | Niet van toepassing. |
SMA | Aangeraden | Hoewel de kans erg klein is, is de ziekte zeer ernstig en de test 100% zeker. | Fokken met een heterozygoot dier (drager) uitsluitend indien deze verpaard wordt met een negatieve partner. Beslist geen dragers met elkaar verparen! Het fokdoel moet wel zijn om op korte termijn de heterozygote ouder te vervangen door een negatief kind en heterozygote kinderen zo veel mogelijk uit te sluiten van de fok. |
PKDef | Optioneel | Hoewel bij de werkgroep nog geen Maine Coon bekend is die gediagnosticeerd is met de ziekte PKDef, is het aantal dragers relatief hoog waardoor een grotere kans is op het ontstaan van dieren die homozygoot zijn voor dit gen. | Fokken met een heterozygoot dier (drager) uitsluitend indien deze verpaard wordt met een negatieve partner. Beslist geen dragers met elkaar verparen! Het fokdoel moet wel zijn om op korte termijn de heterozygote ouder te vervangen door een negatief kind en heterozygote kinderen zo veel mogelijk uit te sluiten van de fok. |
Bloedgroep | Optioneel | Ca. 5 % van de Maine Coons heeft bloedgroep b. De combinatie van bloedgroepen van een moederpoes met bb (b)en een vader met AA, Ab of AB levert direct gevaar op voor pasgeboren kittens. | Afhankelijk van de bloedgroep keuze maken voor veilige combinatie of maatregelen nemen om problemen te voorkomen. |
Andere testen | Optioneel | Bij diverse laboratoria zijn combi-testen mogelijk, waarbij er ook wordt gekeken naar ziektes die specifiek zijn voor andere rassen. Deze testen hebben dus weinig zin voor de Maine Coon. De Werkgroep Fok en Advies hoort graag dergelijke uitslagen, met ook de conditie van de kat met betrekking tot de geteste ziekte dan wel symptomen die hieraan vooraf kunnen gaan. Echter, aan de uitslag van deze testen kan weinig voorspellende waarde voor de Maine Coon worden toegekend. | Niet van toepassing |
Voor niet alle erfelijke ziektes is op dit moment een DNA-test beschikbaar. Door de ouderdieren te testen op een aandoening kunnen al getroffen katten uit de fok worden genomen of worden verpaart met een gezond dier. Vergeleken met een DNA-test is dit een vrij grove methode om erfelijke ziektes uit een ras te fokken. Het kan namelijk wel enige tijd duren voordat een ziekte zich dusdanig heeft ontwikkeld dat deze met een test aantoonbaar is. De kat kan al nakomelingen hebben voordat de ziekte zich openbaart. Terwijl een genafwijking vanaf de geboorte kan worden vastgesteld zodat de kat meteen kan worden uitgesloten van de fok.
Deze testen moeten dus op een leeftijd worden gedaan dat de ziekte al zichtbaar is en het liefst voordat de kat wordt ingezet voor de fok. En waar dit niet mogelijk is zal de test met bepaalde frequentie moeten worden herhaald, zodat – als de kat de ziekte op latere leeftijd ontwikkelt – er keuzes kunnen worden gemaakt voor de nakomelingen van de kat.
Naast testen op erfelijke aandoeningen treft u ook algemene testen aan, omdat het verstandig is om voor het fokken even stil te staan bij de algemene gezondheid van het dier.
Leeftijd gebonden testen, eenmalig | ||||
---|---|---|---|---|
Test | Min. Lft | Advies | Opmerkingen | Fokadvies |
PL (Patella Luxatie) | 1 jaar | Ten zeerste aangeraden | Patella Luxatie bij katten is een erfelijke eigenschap waarbij meerdere genen zijn betrokken. Twee katten die geen tekenen van PL vertonen kunnen samen een nakomeling krijgen die wel PL ontwikkelt. Twee katten met PL kunnen ook kittens krijgen die geen PL ontwikkelen. Daarom moet elke generatie van de fokdieren worden getest op PL om de kans op het ontwikkelen van PL te verkleinen. Testresultaten kunnen zijn: Vrij, Voorlopig Niet Vrij en Niet vrij. Niet Vrij wordt uitgesplitst in: Overgangsvorm, Graad 1, Graad 2 en Graad 3. NB: Het is goed mogelijk dat een kat op éénjarige leeftijd nog niet is uitgegroeid, met name het spier-en-peespakket rondom de knie, en er een PL positief beeld ontstaat. Het advies is om dan ongeveer vier tot zes maanden later te hertesten voor een duidelijker beeld. In de testpraktijk is gebleken dat krolsheid soms tot een PL positief beeld kan leiden. Bij voorkeur niet tijdens krolsheid testen. Eventueel enige tijd later hertesten tijdens niet-krols-zijn en/of een andere specialist om advies te vragen. | Niet fokken met katten die met graad 2 of 3 positief testen. Bij de overgangsvorm en graad 1 wordt fokken afgeraden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn om de kat toch te gebruiken en dan alleen met een partner die PL-vrij is. Geen combinaties herhalen die hebben geleid tot nakomelingen met PL. |
HD (Heup Dysplasie) | tenminste 1 (Pawpeds) of 2 (OFA) jaar | Aangeraden | Heupdysplasie bij katten is een erfelijke eigenschap waarbij meerdere genen zijn betrokken. Twee katten die geen tekenen van HD vertonen kunnen samen een nakomeling krijgen die wel HD ontwikkelt. Twee katten met HD kunnen ook kittens krijgen die geen HD ontwikkelen. Daarom moet elke generatie van de fokdieren worden getest op HD om de kans op het ontwikkelen van HD te verkleinen. Testresultaten (Pawpeds) kunnen zijn: Normaal: goede heupen, geen afwijking Borderline: geen perfecte structuur, maar niet uitgesproken dysplastisch Grade 1: de lichtste vorm van dysplasie Grade 2: middelmatig aangetaste heupen Grade 3: ernstig aangetaste heupen | Omdat nog niet zo lang wordt getest op HD is door een geneticus geadviseerd om een niet te smalle selectie van de fokpopulatie te maken. Het zou niet verstandig zijn om katten met HD totaal uit te sluiten van de fok. Geadviseerd wordt om katten met een testresultaat Borderline tot en met ‘Grade 1’ op de schaal die wordt gebruikt in Zweden niet automatisch uit te sluiten voor de fok maar uitsluitend te verparen met dieren die geen tekenen van HD (‘Normaal’) hebben. (advies Pawpeds) |
Echo van de buik | 1 jaar | Aangeraden | Om te testen op aangeboren afwijkingen is dit eenmalig nodig (na de leeftijd van 1 jaar). | Niet fokken met dieren die aangeboren afwijkingen vertonen. Bij twijfelgevallen op latere leeftijd de echo herhalen. |
Leeftijd gebonden testen, te herhalen | |||
---|---|---|---|
Test | Advies | Opmerkingen | Fokadvies |
Echo van het hart | Aangeraden | Poes: 1 jaar, 3 jaar, 5 jaar, 8 jaar Kater: Actieve dekkaters elk jaar Gecastreerde fokdieren: zie schema poes. Bij ‘verdenking op’ HCM het hart later hercontroleren | Niet fokken met HCM positief of verdacht geteste dieren, of dieren met een aangeboren afwijking. |
Echo van de buik | Optioneel | We raden aan om dit regelmatig te herhalen als algemene gezondheidscontrole van fokdieren. | |
Algemeen bloed en/of urine onderzoek | Optioneel | We raden aan om dit regelmatig te herhalen als algemene gezondheidscontrole van fokdieren. | |
Heup Dysplasie | Aangeraden | Als een voorlopige uitslag is gegeven bij een test onder de minimumleeftijd, herhalen na het bereiken van de minimumleeftijd. Oudere katten: Aangezien bij het ouder worden de heupen natuurlijk slijten, moet u met de specialist overleggen of deze test nog zin heeft. Maar natuurlijk zijn oudere katten die al in de fok ingezet zijn geweest, al eerder getest. Om oudere katten, vooral poezen, pas op latere leeftijd voor het eerst in te zetten voor de fok, wordt in alle gevallen sterk afgeraden. | Omdat nog niet zo lang wordt getest op HD is door een geneticus geadviseerd om een niet te smalle selectie van de fokpopulatie te maken. Het zou niet verstandig zijn om katten met HD totaal uit te sluiten van de fok. Geadviseerd wordt om katten met een testresultaat Borderline tot en met ‘Grade 1’ op de schaal die wordt gebruikt in Zweden niet automatisch uit te sluiten voor de fok maar uitsluitend te verparen met dieren die geen tekenen van HD (‘Normaal’) hebben. (advies Pawpeds) |